Naeffje in de schaduw

Op 2 juni 1988 ving ik de Naeffje gedoopte spiegelkarper op recordgewicht van ruim 22 kg (al zeiden we dat toen in ponden). Nu 33 jaar later, op 5 juni 2021, heb ik m’n oude PR verpletterd met een reus van 101 cm bij 26.2 kg van het IJmeer. Tuurlijk ben ik er een beetje beduusd van. En meteen dan de vraag: met wie deel je zo’n vangst en hoe? ‘In kleine kring’ dat ligt voor de hand, maar de vangst verder verzwijgen is ook zo wat. Eentje uit die kleine kring, Ate Loonstra, wees me er op dat ik in het commentaar bij Spiegel van de maand, De Lange in oktober 2020, mijn avontuur zelf al had gepreludeerd, zoals dat heet.  

Bij zulke grote karpers vragen karpervissers zich steevast af hoeveel verder deze wel niet zou kunnen groeien. Alsof het nog niet bijzonder genoeg is… We weten allemaal dat karpers ook in Nederland steeds groter worden gevangen. Tot ruim 35 kg aan toe. Vaak zijn dat nog vrij jonge vissen. Meestal gaat het dan om karpers die (vooral) dankzij het voer van karpervissers zulke hoge gewichten halen. In echt open water is de kans op een 30 kg-plus vis aanmerkelijk kleiner. Toch zwemmen er door de SKP-uitzettingen nu zoveel karpers met prima groeigenen rond dat statistisch gezien de kans steeds groter wordt dat daarvan een enkeling binnenkort over de 30 kg zal gaan. (…) 

Of de Lange dat ook kan halen? Z’n lengte heeft-ie in ieder geval mee. Maar hij moet wel gevangen en gemeld worden. Wat als de Lange richting Friesland is gezwommen? In het IJsselmeergebied schuilt een ongeluk met bijvoorbeeld staand want nog steeds in een venijnig klein hoekje. Maar mocht de Lange (van Weesp) een lang leven beschoren zijn en de 25 kg of meer ooit halen, dan mag Jan ‘m van mij best nog een keer vangen. Of toch Willem? Eerlijk? Hoewel m’n dadendrang aardig in de pas loopt met m’n leeftijd, zeg ik er zelf ook geen nee tegen. Eindelijk de geest van Naeffje het nakijken geven…” 

Precies 33 jaar geleden aan de Derde Diem met Naeffje

Bij de vangst van Naeffje was ik 28 (ja, reken zelf maar uit hoe oud ik dan nu ben…) en was ik in de kracht van m’n karpervissersbestaan. Zo fanatiek en onvoorwaardelijk gebrand als ik in die periode was, ben ik daarna nooit meer geworden en inmiddels ben ik niet meer dan wat je kunt noemen een ‘voorwaardelijk karpervisser’. Een man die voor het in slaap vallen steevast bedenkt over waar-ie wil gaan vissen en een man die bijna elke dag op pad gaat met de fiets, met in de fietstas een emmertje mais en een plastic zak zelf gemaakte boilies. Maar om daadwerkelijk met de hengel achter de karpers aan te gaan, dan moet ik flink getriggerd worden. Dat kan het zien van een mooie stille stek zijn of het simpele vooruitzicht van een nog ongevangen projectspiegel. De fascinatie voor grote karpers is daarbij nooit helemaal weg geweest, maar hemel en aarde bewegen voor het vangen van zo’n toevallig iets groter exemplaar doe ik al heel lang niet meer. Al helemaal niet als er andere karpervissers op m’n pad komen. Dan blijf ik liever thuis spiegels matchen. 

Bij Amsterdam zijn we gelukkig gezegend met heel veel open water: kanalen en riviertjes, het IJ, het Buiten-IJ, het IJmeer en het Markermeer. Wateren waar je nog kunt verdwalen en pionieren. Het heeft even geduurd maar op al die wateren zwemmen thans, dankzij onze eigen SKP-uitzettingen, de nodige karpers die Naeffje zo langzamerhand wel kunnen hebben.  En ja dan moet je ook eerlijk zijn: dan komt zo’n kans op zo’n recordbreker ook voor een oude vos met z’n paar visuurtjes per week onherroepelijk dichterbij.   

Toen ik drie dagen voor de vangst de spiegelkarper zag zwemmen tussen basaltblokken sloeg ik letterlijk de handen voor m’n gezicht. Het was veruit de grootste karper ik ooit in levende lijve had gezien. Ik moest onwillekeurig denken aan zo’n cruiseschip in het IJ manoeuvrerend tussen de nietige kades. Op weg naar huis hoorde ik mezelf voortdurend prevelen: ‘Sjesus wat een beest!’ Toch legde ik geen link naar de Lange van Weesp. Dat had alles te maken met die enorme buik onder dat cruiseschip. Zo’n buik had die Lange toch echt niet.  

Het gekke was dat ik onwillekeurig vooral  bezwaren zocht om deze kans te grijpen. Paste het wel in m’n weekplan? Zou ik daar wel ongestoord een hengel kunnen uitgooien? Het feit dat ik in de omgeving van waar ‘het Schip’ zwom nog nooit één andere karpervisser had gezien. maakte me langzaam rijp voor de strijd.  

Een ‘coole kill’ is het op die vijfde juni, de dag dat de zon eindelijk weer eens verstek liet gaan, niet geworden. Dat de vis op m’n mat terecht is gekomen is meer geluk dan wijsheid geweest. Dat verhaal bewaar ik graag voor een andere gelegenheid. 

Ik ben geen man van de sportschool. Daar moet ik misschien nu toch eens over gaan denken! (de achtergrond van de foto is aangepast.)

Ik wil hierbij wel beloven dat ik er dit keer niet zo’n theaterstuk van zal maken als destijds met Naeffje. Nuchterheid komt met de jaren.  En ik beloof ook dat ik niet zal vallen voor de boilieboeren die nu natuurlijk met drommen op de stoep komen liggen…  (en het recept van mijn boilies krijgen ze ook niet!) 

Cheers! 

Joris  

FacebooktwittermailFacebooktwittermail