Mei 2021: de Vlaamse Dubbelslag

Eind mei 2021 kreeg ik van Diëgo Roelens een melding binnen via messenger. Een vangst vanop het kanaal Plassendale-Nieuwpoort dat in open verbinding staat met kanaal Gent-Oostende (afgekort als KGO). En jawel, al vrij snel had ik ‘m te pakken tussen de uitzetfoto’s van KGO. Aan de staartwortel (rechterflank) was er een opvallend horizontaal schubje dat het matchen behoorlijk makkelijk maakte. Het bleek meteen de eerste melding van deze spiegel (uitgezet in 2011) te zijn.

De vangstfoto van Diëgo

De bijhorende plankfoto: Stalhille (KGO) – april 2011

Diezelfde dag post Matthias Genouw een melding van een KGO-vangst op de BVK-terugmeldpagina (Facebook). Meteen valt het horizontale schubje op bij de detailfoto’s. Het zal toch niet? Jawel hoor, dezelfde vis! Ik vraag aan beide heren de exacte vangstdatum, zo’n dubbelslag is op zijn minst opvallend voor een nooit eerder gemelde vis. Matthias had ‘m zaterdagnacht (30 mei), Diego wist ‘m zondagnacht (31 mei) te vangen.

Wie twijfelt aan beide matches, geef ik de raad om de opvallend gesplitste zijlijn van naderbij te bekijken.

Matthias met de vangst van Dubbelslag

Tien jaar weet ie ons te ontlopen, en nu gaat ie twee keer in de fout binnen een tijdsbestek van amper 24 uren. Hoe zoiets kan? Sluitende antwoorden kunnen we niet geven, toch is er een factor die bepalend kan zijn in dit verhaal.

 

Commentaar

Het is ons al eerder opgevallen dat we rond de paaiperiode opvallende meldingen mogen verwachten. Niet alleen zijn karpers vlak voor de paai op hun zwaarst en sneuvelen er nogal wat records, ook worden bepaalde karpers ineens kilometervreters,  of er verschijnen er vissen op de mat die zelden of nooit eerder gemeld zijn en allang verloren gewaand waren. Wat bezielt deze vissen om ineens hun gedrag radicaal te veranderen en ineens in de fout te gaan?

 

Vissen die in een vast stramien (honkvast bijv.) leven, gooien in de paaiperiode soms al hun schroom en tradities overboord en gaan aan het zwemmen. Hun eigen, vertrouwde omgeving kan zomaar een regio zijn waar amper of niet gevist wordt (ontoegankelijke oevers, ver van de bewoonde wereld, weinig aanknopingspunten voor vissers en dus over het hoofd gezien, etc.). Verder hebben ze waarschijnlijk een vast voedingspatroon en weten ze precies waar hun kostje bij elkaar te scharrelen. Onze boilies zijn niet nodig, waarom zouden ze risico lopen? Wat de boer niet kent… Dan is het lastig om meldingen van zo’n vis binnen te krijgen. In hun vertrouwde omgeving kennen ze trouwens ook nog eens elk steentje en kuiltje, zijn ze alert bij veranderende of nieuwe situaties. Dat maakt het vangen er niet echt makkelijker op.

 

Wanneer zo’n vis dus zijn ‘thuis’ verlaat en op onbekend terrein terecht komt, zijn er geen zekerheden en aanknopingspunten meer en is een vis waarschijnlijk een pak minder argwanend. De vis verandert van een karper met vastgeroeste gewoontes en eetpatroon in een opportunist. Dé uitgelezen periode van het jaar om als karpervisser een unieke melding te scoren!

 

Ongetwijfeld is zo’n vis na gevangen te zijn pas écht van slag en gaat ook makkelijker een tweede keer in de fout. Tel daarbij op een energievretende dril plus daarbovenop ook nog eens een flink aantal kilometers zwemmen en we hebben een verklaring voor deze dubbelslag.

 

Ik maak me trouwens sterk dat als die vis de tijd krijgt om weer ‘georiënteerd’ te raken en bijvoorbeeld terug is in zijn vertrouwde omgeving de vangbaarheid meteen weer sterk afneemt, ook wanneer daar wel degelijk hengeldruk is.

 

De twee vangsten van nummer 597 waren dan wel op een ander kanaal, toch zijn beide vangstregio’s behoorlijk dicht in mekaars beurt. Denk aan een goede vijftien kilometer, het equivalent van drie uurtjes ‘cruisen’ aan pakweg 5km/h. Eitje. Tussen beide kanalen zit trouwens nog een scheepssluis, maar die sluis staat de laatste jaren meer open dan dicht.

 

Beide vangstregio’s op één kaartje te vatten

 

Nog even iets over het gegeven ‘eerste melding’. Op vandaag staat het terugmeldpercentage van deze 2011-lichting op 54%. Met dit opvallend hoog tmp-cijfer alvast een recorduitzetting/lichting, dat staat vast. Dit hoge cijfer werd trouwens vrij snel gehaald, in 2016 bedroeg het tmp immers al 51%. Wanneer we het in aantallen bekijken, dan bleken er in 2017 62 van de 118 uitgezette spiegels ten minste één keer gemeld te zijn. In 2020 waren er dat 64 van 118. Op drie jaar tijd kon ik dus amper twee ‘nieuwtjes’ toevoegen aan mijn monitoringsgegevens. De dubbele vangst van deze nog niet eerder gemelde projectspiegel is dus in meerdere opzichten een uniek gegeven.

 

Filip Matthys

FacebooktwittermailFacebooktwittermail