April 2019 – Diklip
Deze keer geen bericht over een spiegelkarper van het open water, maar een kort verslag over een markante schubkarper van mijn eigen afgesloten water.
Toen ik mijn meertje hier in Frankrijk kocht, zwommen er behalve enkele spiegels zo’n 400 verwilderde schubkarpers in de rondte. Omdat ik weinig fiducie in de groeipotentie van deze vissen had besloot ik ze te verwijderen en elders uit te zetten om de diverse nieuw uitgezette karperstammen maximale ruimte en voedsel te verschaffen. Toch wilde ik de ‘originals’ van het water niet allemaal kwijt en ik besloot de schubkarpers met (in mijn ogen) enige potentie terug te zetten om te kijken of ze nog verder wilden doorgroeien. Altijd moeilijk om een keuze te maken, het was zo’n eenheidsworst. Het gros van de vissen woog rond de 3 kg, dus in eerste instantie zette ik karpers vanaf 5 kg terug en alles onder die gewichtsgrens ging er uit. Vooral vissen met een veelbelovende knik achter de kop of met mooie diepe flanken gingen weer terug.
Er was één vis die niet opvallend zwaar was gebouwd, maar opviel door zijn grenzeloze vraatzucht. Vrijwel altijd als er gevoerd was verscheen deze karper ten tonele en presteerde het om tijdens het azen aan het oppervlak soms met zijn kop half boven water te komen om te kijken of er nog wat van zijn gading was. Een ander opvallend kenmerk van deze vis waren zijn dikke lippen. Vandaar dat hij al snel de bijnaam ‘Diklip’ van mij kreeg. Diklip werd voor het eerst in het voorjaar van 2014 gevangen op een gewicht van 5,5 kg. De vis was nog erg naïef want een paar weken later was hij nogmaals de klos. Het jaar er op kwam hij – alweer in het voorjaar – op de kant en woog toen 6,5 kg. Geen spectaculaire gewichtstoename en Diklip was toen nog een vrij anonieme kleine karper.
Een jaar ging voorbij en op 26 april 2016 was het weer zover. Ik maakte net een ommetje om het meer toen de beetverklikker begon te fluiten. Ik was erg ver van de hengels af, maar gelukkig was mijn vriendin in de buurt en pakte de hengel van de steunen. Ik kwam snel terugrennen om de hengel over te nemen, maar de dekselse meid wou de stok niet meer afstaan. Even later gleed Diklip in het door mij uitgestoken landingsnet op een gewicht van 9,5 kg. Net geen 20 ponder…Het begon iets te worden met deze verwilderde Fransoos. Ik was reuze benieuwd of deze relatief slank gebouwde vis zou door blijven groeien.
De winter ging voorbij en in het voorjaar van 2017 verwachtten we dat de vis ieder moment gevangen zou gaan worden. Ik zag hem in 2017 ook regelmatig zwemmen, maar blijkbaar was hij argwanend geworden, want hij liet zich dat jaar niet verschalken. Ik kon bij enkele gelegenheden wel zien dat er nog steeds groei in zat en de vis woog zo op het oog ruim over de 10 kg. Pas in juni 2018 maakte de karper eindelijk weer eens een vergissing en zijn gewicht was na het landen een behoorlijke verrassing: 15,2 kg. Ineens was Diklip veranderd in een indrukwekkend creatuur. Ook was hij enkele hoog gebouwde spiegels die in 2014 op maar liefst 10 kg waren uitgezet (2 x zwaarder dan Diklip in die tijd) ruim voorbij gestreefd.
Ten overvloede werd Diklip een maand later nog eens gevangen en was nog ietsje zwaarder geworden: 15,8 kg. De rest van het jaar liet hij zich niet meer vangen, maar wel zien en het was vooral zijn lengte die steeds meer indruk ging maken. Het voorjaar van 2019 brak aan en het duurde niet lang of Diklip werd weer gulzig azend aan het oppervlak gesignaleerd. Toen het een dag zonnig weer was en ik besloot om drijvende hondenbrokken in te zetten was Diklip een van de eerste vissen van het seizoen die op dit drijvende aas werd gevangen. Nog altijd was er de gestage groei: 18,6 kg. Voor het eerst werd ook de lengte gemeten: 101 cm. Daags na de vangst kon ik de vis alweer aan de oppervlakte zien zwemmen. Zo te zien in puike conditie. Bij de vangst waren er enkele karperpokken op de randen van enkele vinnen waarneembaar. Ik ben benieuwd of die gaan verdwijnen als de watertemperatuur gaat stijgen.
Nu zal iedereen zich afvragen of de vissen op dit afgesloten water ook worden bijgevoerd en het antwoord daar op is: “jazeker” Ik geloof eerlijk gezegd niet dat een meer van 2,5 ha. genoeg natuurlijk voedsel produceert om een geschat aantal van zo’n 80 karpers door te laten groeien naar gewichten tot 20 kg. Of zwaarder. Als ze puur op natuurlijk voedsel zouden moeten groeien dan denk ik dat er maximaal zo’n 25 vissen op het water zouden mogen rondzwemmen.
Ik ben nog altijd vissen aan het verwijderen, want als de karpers per stuk ieder jaar een paar kilogram zwaarder worden, dan neemt de biomassa ook toe natuurlijk. Gelukkig groeien de roofvissen ( o.a. veel snoeken tot over de meter) ook erg goed zodat de concurrerende witvis aardig kort wordt gehouden en er ook geen aanwas is van jonge karpers. Verder heb ik een paar jaar geleden wat rivierkreeft uitgezet en het water is er tegenwoordig van vergeven. Hopelijk benutten de karpers deze eiwitbron. Tot zover het verhaal over een verwilderd visje dat op weg lijkt uit te groeien tot een Franse kanjer.
Robert Paul Naeff
Het karperbeheer bij de BVK slaat vooral op open water. Dat neemt niet weg dat ervaringen op vijvers en meertjes ons veel kunnen leren. En passant krijgen we ook meer verstand van zaken over beheer van afgesloten water en de problemen die je daarbij tegenkomt. Het is veel meer dan in open water wikken en wegen waarbij je hard gestraft kan worden als je te veel en te groot wil. Karpersterfte ligt altijd op de loer.
Robert Paul zit er letterlijk met z’n neus bovenop om heel voorzichtig aan de knoppen te draaien. Langzaam maar gestaag verandert hij het water in een puik karperwater waar vooral ook andere vissoorten en diersoorten een kans krijgen. En zelfs dan merk je hoe alert Robert Paul is op de gezondheid van de karpers.
Maar is de ontwikkeling van Diklip representatief voor de verandering/verbetering van het water? Dat is maar de vraag. Uitschieters als gevolg van dit gretige gedrag kom je overal tegen. Het zijn vaak de grootste vissen van het water en dan vooral als er veel bijvoedering is. Dit type domineert voerplekken en laat de meer op natuurlijke voedselbronnen gerichte karpers (een best grote groep) vaak kansloos. De minder dominante karpers groeien in moeilijke omstandigheden, karpervijvers en dichtbezette polders, nauwelijks of leggen het loodje. Op groot open water met voldoende voedselbronnen ligt dat anders, daar kunnen die ‘bescheiden klanten’ in de schaduw van die druktemakers wel degelijk heel groot worden op natuurlijk voer. Overigens is het niet zo verwonderlijk dat riviervissers soms moeite hebben om uitzetters te omzeilen en bij de originals te komen.
Het is wel zeker dat gedomesticeerde karpers die in een kwekerij met bijvoedering zijn opgegroeid vaker tot de groep gulzigaards behoren. Diklip is als, hoogstwaarschijnlijk verwilderde schub, eerder de uitzondering op de regel. Robert Paul geeft zelf ook al aan dat zonder bijvoedering Diklip een dergelijke omvang nooit gehaald zou hebben. Je moet echt heel wat voeren om zo’n resultaat te krijgen. Onmogelijk op open water zou je zeggen. Toch zie je zelfs op de grootste open wateren steeds vaker 25 kg plus vissen, waaronder verwilderde schubs. Puur door toename van de beschikbare natuurlijke voedselbronnen worden karpers in open water tegenwoordig al veel groter dan voorheen. Tijdelijke bevissing, of liever bevoering, van fanatieke karpervissers kunnen karpers, inclusief de verwilderde in toenemende mate richting de 30 kg brengen, daarvan ben ik wel overtuigd. Alleen maar prachtig toch?
Er blijft genoeg te juichen over hoor, maar toch maar weer even de feestvreugde dempen. Dat snelle groei niet betekent dat het dan wel goed zit met de gezondheid hebben we in de Vermeende Plofkarper(link) al aangestipt. Ook in geval van Diklip proef je bij Robert Paul (terecht) de zorg vanwege de zichtbare karperpokken op Diklip. Op zich onschuldig maar wel een teken van verminderde weerstand. In combinatie met de fraaie proporties van Diklip geeft dit symptoom niet meteen aanleiding voor zorg. Toch kan ik persoonlijk cijfers over extreem snelle groei niet meer zien zonder me af te vragen of het misschien de vooraankondiging van een voortijdige dood is.
Het mooie is dat Robert Paul ons uiteraard op de hoogte houdt van de ontwikkelingen in zijn ‘proeftuin’. Lang leve Diklip!
Joris Weitjens