Oktober 2016 – Hard to get…
U herinnert zich vast wel uit uw schooltijd het mooiste meisje waar alle jongens zot van liepen. Slank, blonde haren en een stralende glimlach. Enkel de stoerste bink mocht naast haar zitten. Wel die mooie vrouwen zijn “hard to get”! Van zulke vrouwen hebben we heel ons leven gekwijld en daar dromen we stiekem nog wel eens van.
Bij het zien van een volschubspiegel, een mooi gestroomlijnde rijen ( we gaan het niet heel de tijd over het andere geslacht hebben ) of een spiegel met van die handgrote schubben op de flank kwijlen we toch ook hè jongens.
Wel, bij het inkijken van mijn lijst met terugmeldingen vanop de Belgische rivier De Leie gaat de term “hard to get” ook op voor onze gevinde schoonheden. Het viel me op dat er slechts één vis terug gemeld werd waarvan je zou zeggen; ‘da’s een mooie!’ En dat terwijl ik bij de uitzettingen toch regelmatig een “Wauw” kon horen, of “deze wil ik wel eens vangen als hij groter is”. Dat laatste valt vooralsnog dus dik tegen.
Ik overstelp je eerste even met wat cijfers, om daarna even samen na te denken waarom die knappe spiegels niet op de kant komen.
The Facts:
Zowel in Oost- en West-Vlaanderen werden in 2011, 2012 & 2013 spiegeltjes uitgezet. Goed voor een totaal van bijna 400 vissen in elke provincie. Met een percentage van 16% mooie vissen ( rijen, volschub, halve rijen, …) deed West-Vlaanderen het beter dan de 6% mooie vissen in Oost-Vlaanderen. In beide provincies werd telkens door een andere kweker geleverd. Het merendeel van de vissen was dus zwak beschubd.
Het terugmeldpercentage van die 781 uitgezette spiegeltjes bedraagt amper 7.5%. De reden hiervoor is simpel; vanuit West-Vlaanderen zijn er amper terugmeldingen. In Oost-Vlaanderen is er een grotere terugmeldreflex. Hier werden 48 vissen van de 385 uitgezette vissen teruggevangen zodat het terugmeldpercentage 12.5% bedraagt. Meteen een meer realistisch beeld. West-Vlaanderen scoort met 11 terugmeldingen een vangstpercentage van amper 2.8%. Erg tegenvallend dus.
The reasons:
*Kunnen we hier spreken over toeval? Of is het normaal dat er weinig tot geen mooiere vissen op de kant komen louter omdat er in Oost-Vlaanderen slechts 6% van uitgezet zijn? En 12,5% terugmeldingen op 6% mooie vissen… Dan blijft er niet veel % meer over om te vangen natuurlijk. Maar toch, om geen enkele terug te vangen?
*Zijn zwaar beschubde spiegels zwakker dan de minder beschubte vissen? En daardoor vatbaarder voor ziektes en parasieten, waardoor de overlevingskans veel lager ligt na een uitzetting in een voor hen vreemd en nieuw habitat? Iets wat je wel vaker hoort, maar klopt dit ook wel? Even een bedenking:
In 2015 heeft onze leverancier voor Oost-Vlaanderen de firma Corten heel mooie spiegeltjes weten te strikken van Tsjechische makelij. In die partijen zijn er 85% mooie vissen, tal van volschubs, rijen, zelfs dubbele rijen, het kon niet op! Als je dus aanneemt dat deze vissen minder sterk zijn dan de kale spiegels zou je in principe een heel laag terugmeldpercentage moeten krijgen van deze vissen. Het is nog te vroeg om daar uitsluitsel over te geven. De toekomst zal dit uitwijzen. Ik kan u alvast meegeven dat bijna een jaar na die fameuze uitzetting, er amper 7 stuks terug gevangen werden, wat voor het eerste jaar na uitzetting opvallend laag is.
Ik hoop echt dat ik het mis heb, maar mijn buikgevoel vertelt me dat zo’n partij prachtige spiegels te mooi is om waar te zijn en eerder onnatuurlijk overkomt. Nogmaals, ik hoop dat ik er volledig naast zit, want ook ik wil ze wel eens terugvangen natuurlijk!
Conclusie:
Veel vraagtekens in bovenstaande, niet? Ik kan dus geen pasklaar antwoord geven hoe het komt dat er nog zo weinig mooie vissen teruggemeld worden. Leven ze nog? Zijn ze ons te slim af? Worden ze niet teruggemeld? Opnieuw weer drie vragen zonder antwoord! En om eerlijk te zijn vind ik dat eens niet zo erg. Het is het mysterie dat ons wakker houdt, dat ons doet hopen op die prachtig uitgezette volschub van in het jaar 2011, dat deze als volwassen vis eens de binnenkant van mijn schepnet mag zien. Dan, ja dan ga ik ook eens roepen van “Wauw, het is den dezen dak eens wou terug vangen! “ Dan besef je dat alle werk de moeite waard was!
Jeroen Verschaeve
Een intrigerende stelling waar we met de SKP-data wel raad mee zouden moeten weten. Inderdaad hoor je vaker dat ruim beschubde spiegels en rijenkarpers zwakker zijn, meer uitval vertonen, en minder hard groeien dan hun kale soortgenoten. Dat zou dan ook de reden zijn waarom er zo weinig worden aangeboden. Het is in ieder geval een feit dat een kweker als Viskweekcentrum Valkenswaard veel moeite heeft gehad om jaarlijks mooi beschubde K3 in de markt te zetten. Aan de andere kant is het al redenerend vreemd dat hoe meer schubben de spiegel heeft, hoe zwakker die zou zijn. Wilde, in de natuur geboren, spiegels beschikken bijvoorbeeld juist opvallend vaak over veel schubben!
En er bestaan sowieso goed beschubde spiegels die wel goed scoren. De 2001-lichting rijenkarpers 2001 springt eruit. Qua overleving waarschijnlijk de meeste geslaagde lichting op open water in Nederland. Projecten scoren terugmeldpercentages tot wel 50% en dat is bijzonder hoog op groot open water.
Om de stelling van Jeroen toch nog eens even goed onder het licht te houden, moet je kijken naar lichtingen waarin onderlinge grote verschillen in beschubbing zijn. In Nederland zijn veel gemengde partijen uitgezet. Die mooie beschubbing zit nu eenmaal in de Valkenswaardbloedlijn. Een vluchtige blik op de terugmeldingen van de vele Valkenswaarduitzettingen waar de archieven van bij worden gehouden biedt geen aanknopingspunten om de vrees van Jeroen te voeden. Met de lichting 2006 heb ik de proef op de som genomen. Dat zijn nakomelingen van een kruising tussen een Valkenwaard- en een Villedonspiegel en die zijn zeer gevarieerd beschubd. De uitzetting dateert van tien jaar geleden dus is er voldoende tijd verstreken om betrouwbare percentages te krijgen.
In Amsterdam zetten we in november 2006 van deze lichting 100 vissen uit. Het terugmeldpercentage is thans 31% . dat betekent in dit geval dat 31 vissen één of meer keren zijn gemeld. Van de 20 kaalste (hooguit 1 of 2 schubben grotere schubben op de flank) zijn er 4 teruggemeld dus 20%. Dat is dus onder het gemiddelde. Daarbij moet opgemerkt worden dat de kale vissen moeilijker worden gematcht. Dat kan een lichte vertekening te zien geven. Van de 50 meest beschubde met 10 of meer grote schubben op de flank zijn er 19 één of meer keer teruggemeld, dat is ongeveer 38%. Bij het SKP van de zuidelijke randmeren met 300 uitgezette 2006-vissen is er nagenoeg hetzelfde beeld. De beter beschubde spiegels komen (aanzienlijk) meer voor in de vangsten.
Op grond van onze gegevens zitten er dus weinig of geen verschillen in vangbaarheid en/of overleving van karpers met uiteenlopende beschubbing van dezelfde ouders. Ik vraag me daarom in het geval van Jeroen meteen af of die mooi beschubde spiegels wel afkomstig zijn uit dezelfde kwekerij en van dezelfde lichting zijn? Als dat niet het geval is, en wij weten dat er door leveranciers vaak wordt geshopt bij verschillende kwekers, vergelijk je appels met peren. Dan kan het zeker zo zijn dat een lichting mooi beschubde minder vitaal is, maar dat zit ‘m dan niet in de beschubbing!
Zouden de verschillen in terugmeldpercentages tussen lichtingen niet ‘gewoon’ zitten in het ras, de bloedlijn of de toevallige kruising? Dat bepaalt immers of een karper voldoende bagage heeft om de eerste jaren na uitzetting goed door te komen.
Bij de BVK blijven we altijd voorzichtig met oordelen. We willen eerst voldoende feiten/terugmeldingen zien voor we iets durven zeggen. Wat betreft de mooi beschubde Tsjechen van Corten hoeft Jeroen niet te vrezen, maar te hopen des te meer. Alles wijst er na vele tientallen terugmeldingen van verschillende SKP ‘en op dat de twee recente (2014 en 2015) lichtingen mooie Tsjechen het ruim boven gemiddeld goed doen qua overleving en groei. Het is dus volgens ons niet te mooi om waar te zijn dat knappe beschubbing gepaard gaat met goede groei en puike overleving,
Des te beter!
Joris Weitjens