Juni 2016 – De Trouwe Rijen

Het zal menigeen wel eens zijn opgevallen dat je tijdens de paai van karpers, exemplaren ziet die je nooit eerder zag. Ook de verhoudingen blijken in de paaisloot vaak heel anders te liggen dan in je eigen vangsten door het jaar heen. Het sleutelwoord is ongetwijfeld vangbaarheid.

Aanleiding voor deze spiegel van de maand is een paaifilmpje dat ik onlangs kreeg van Jan van Dooren. Hoofdrolspeler in dat filmpje is een flink beschubde 2001-rijenkarper, een type dat zelfs de minder ingewijde karpervissers bekend voor zal komen. Voor mij was het feest der herkenning compleet. Ik herkende de vis gelijk van mijn eigen vangsten. Sterker, twee weken voor opname had ik deze kuiter een paar kilometer verderop nog gevangen. Jan van Dooren vertelde mij dat de vis al een paar dagen in de buurt rondscharrelde, maar dat de azende rijen de haak steeds wist te vermijden.

Bekijk vooral eerst het filmpje.

 

De verhouding spiegel-schub in de vangst van karpervissers is in het uitzetgebied van de AHV sinds 2003 grofweg 1 op 4. Bij observaties in de schaarse paaizones van de Amstelboezem is de verhouding door de jaren heen 1 op 8 tot 1 op 10. Die verwilderde schubkarpers komen dus veel minder in de vangsten voor. Ook de OVB ontdekte bij vijverproeven dat er grote verschillen in vangbaarheid zaten tussen spiegelkarpers en de 25% wildbloedhybriden. Grofweg geldt dat hoe verder (langer) een type is doorgekweekt des te gemakkelijker die karper zich laat vangen. Dus ook hoe meer verwilderd een karper is hoe lastiger ze aan de haak te krijgen zijn. Zeker na een eerste haakervaring moet je bij verwilderde karpers al van goede huize komen. Uiteraard hangt die vangbaarheid ook samen met de karperbezetting van een water. Hoe dichter bevolkt hoe gemakkelijker vangbaar. Geeft wel te denken: het bejagen van een gemiddelde met boilies groot gebrachte 30 kilo-vis van een betaalwater heeft een heel wat grotere kans van slagen dan het vangen van een verwilderd schubje van 7 kilo in een dun bezet water.

 

Dat er ook grote individuele verschillen in vangbaarheid zijn tussen individuele projectspiegels ondervinden monitorende SKP’en aan den lijve. Neem de meldgeschiedenis van deze 2001-rijen.

Trouwe Rijen - Plankfoto

 

Tabel -Trouwe Rijen
Je hoort vaak dat bepaalde vissen juist wel of juist niet door een bepaalde karpervisser worden gevangen. Je naam staat erop of niet. Op deze 2001-rijen staat mijn naam vijf keer terwijl de vis in de 15 jaar dat zij rondzwemt door niemand anders is gemeld. De eerste jaren van het project was dat vrij normaal, want toen was ik een van de weinige leveranciers van meldingen. Dat is gelukkig allang niet meer het geval.

Oktober 2008. Eerste keer en goed in het vet.

 

Juni 2011 met paaiwonden

 

Mei 2016: andere pet, minder haar, maar zelfde Trouwe rijen
Ik ben eens in ‘mijn logboek’ op zoek gegaan naar details over mijn vangsten van de trouwe rijen. Ik zie dat ik alle keren de paairijen heb gevangen met (ongeveer) hetzelfde aas, een zelfde priksysteem en zelfs ook steeds op een vergelijkbare hotspot tegen een (holle) kant. Kennelijk is deze combinatie een zwakke plek van deze vis. Wat wij onder de noemer dressuur scharen is vaak minder eenvoudig dan we denken. Je mag ervan uitgaan dat elke karper een haak tracht te vermijden, maar gretigheid en lompheid zitten hem in de weg. Het zijn vaak zeer specifieke omstandigheden die maken dat de remmen los gaan en de oogkleppen voor. Dan is haken ineens een koud kunstje. Het aantal zwakke momenten neemt gewoonlijk in de loop van het karperleven af en daarmee de vangbaarheid. Dat zien we ook terug in het verloop van meldingen van veel projectspiegels. Toch is er ook nog iets anders. Om gevangen te worden moet een vis wel in de buurt van een haak komen.

 

De eerste zeven jaar van de Trouwe Rijen gingen meldingsloos voorbij. Waar zou-ie die jaren hebben uitgehangen? Ik zie dat ik pas vanaf november 2007 de precieze zone ben gaan bevissen. Het is dus goed mogelijk dat stektrouw ervoor heeft gezorgd dat pas zeven jaar na uitzetting de eerste confrontatie met haak en aas is geweest.

 

Vangbaarheid wordt dus op groot open water zeker ook bepaald door zowel verspreiding van karpers als die van (karper)vissers. Pas wanneer die verspreiding samenvalt is er kans op meldingen. Zo kunnen ook relatief makkelijk te vangen, lompe, projectspiegels in een water als de Amstelboezem gemakkelijk hun hele leven buiten schot blijven. Dat vermoeden hadden we al voor we van start gingen met dit SKP en dat wordt bevestigd door eerste meldingen van vissen die nu alweer 18 jaar rondzwemmen!

 

Is het jammer dat oude karpers ongemeld onder de zoden gaan? Wat mij betreft is het juist de charme van uitzetten en vissen op groot open water dat je tegen iets magisch aan kunt lopen. Een nooit eerder geziene projectspiegel met een paspoort van 20 jaar oud, een rijen die heen en weer pendelt tussen de Lek en de Amstel of een rijen die mij eeuwig trouw is…

 

Joris Weitjens

FacebooktwittermailFacebooktwittermail