Februari 2016 – De Mistspiegel
Toen Joris mij vroeg of ik misschien een verhaaltje wilde schrijven over vissen uitgezet in 2006 op de zuidelijke randmeren had ik gelijk een vis in mijn hoofd uit het jaar 2015. Buiten het feit om dat ik een groot fan ben van spiegels, is het vaak niet alleen de vis zelf, maar ook de vangst er omheen wat het bijzonder maakt. Zoals ook bij deze spiegel.
De planten waren flink aan het afsterven en lagen als plakkaten aan het oppervlak. Die nacht was het helemaal windstil, wat enorm in ons voordeel was. Met een beetje wind drijven die plakkaten genadeloos in de lijnen wat de beetindicatie enorm verslechterd, met uiteindelijk als gevolg dat er zoveel druk op de lijnen komt te staan dat het lood gaat “rollen”. Kans op een aanbeet: 0.
Maar het is dus windstil, wat al een bijzondere sfeer geeft op dit water van duizenden hectare. Als er geen zuchtje wind staat, is alles zo stil. Zo stil, tot er laat in de nacht opeens een hengel afloopt. Het is enorm mistig, zo erg heb ik het nog nooit gezien. De vis wil niet erg naar de kant komen. Het is hier nogal ondiep en met een waadpak kun je zo naar de stek lopen. Zonder na te denken gooi ik het net over mijn hoofd en stap in het water en begin mijn tocht in de mist. De vis zit een heel eind van de kant vast in een plantenbed, maar wanneer ik dichter bij de vis kom en er meer druk op kan zetten komt hij los uit de planten en gaat er vandoor.
Ik raak verder en verder van de kant, ik haal het net van mijn hoofd en kan de vis scheppen. Als de vis in het net zit besef ik pas hoe dik de mist is en als ik om me heen kijk, zie ik niets anders als een grote wolk waar ik midden in sta. Op de kringen in het water na ,veroorzaakt door mij en de vis, is er niets. Een paar honderd meter uit de kant, een mooie spiegelkarper in het net, wat is dit mooi!
Het is nu echter zaak om terug te lopen naar de kant , maar ik kan slechts enkele meters zien. Ik ben totaal gedesoriënteerd en weet eigenlijk niet welke kant ik op moet lopen. Normaal heb je wel een idee, maar tijdens de dril zwom de vis enkele keren rondom mij waardoor ik het richtingsgevoel helemaal kwijt ben. Ondertussen sta ik op zeker driehonderd meter uit de kant en loop op goed geluk een richting op. Als ik merk dat het na een tijd lopen maar niet ondieper wordt, betekent het dat het niet goed zit, Dit gaat niet goed. Ik pas mijn koers aan. Ik ben niet de enige die gedesoriënteerd is. Als ik naar de vis in het opgerolde net naast mij kijk, zie ik hem een beetje beduusd mee zwemmen.
Uit het niets is daar na lange minuten de oever met een rietkraag. Die rietkraag moet dan zeker 400 meter van de tent staan. Maar ik herken ’t tenminste en ik loop rustig naar de stek toe. Daar staat mijn maatje al te wachten en zich af te vragen waarom het toch zo ongelofelijk lang heeft geduurd.
Ondertussen is het een stuk lichter geworden en kunnen we deze prachtig donker gekleurde spiegel op de foto zetten. Ik til de sling naar het water en geef de vis zijn vrijheid terug. Rustig verdwijnt hij in het ondiepe water in de mist.
Na het terugmelden blijkt het om een vis uit 2006 te gaan die is uitgezet op een gewicht van slechts 800 gram. Nu bijna 10 jaar later is hij 15 kilo zwaarder, wat zijn de spiegelkarperprojecten toch geweldig!
Bart Loman
Dit avontuur mag je best lezen als de beste rechtvaardiging voor het uitzetten van spiegelkapers in open wateren waar dat voorheen nooit eerder gebeurde. Het feit echter dat karpervissers, zoals Bart Loman, de moeite nemen en de ballen hebben (iedereen is bang voor z’n stek) om hun vangst te melden bij een SKP, maakt het mogelijk om het succes te benoemen.
Het SKP-zuidelijke randmeren is onbetwist een geslaagd project. Tussen 2005 en 2011 zijn er in totaal nog geen 1200 spiegelkarpers van uiteenlopende bloedlijnen uitgezet in dit open water dat vele duizenden hectaren beslaat. Toch hebben de uitzettingen een duidelijk effect op de vangsten van de karpervissers van de randmeren.
De spiegels groeien er boven verwachting goed. Dat houdt ongetwijfeld verband met de verbetering van de waterkwaliteit. Het water is daar in de afgelopen jaren omgeslagen van troebel en waterplantenarm naar helder en plantenrijk. Dat resulteert weliswaar in minder vis, minder karper ook, maar daar staat een uitgebreid voedselpakket voor volwassen karpers tegenover. Met de juiste genen heb je hiermee hét recept om hard te groeien.
De vis van Bart is een kruising tussen een kale Villedonner en een zwaar beschubde Valkenswaarder. De nakomelingen geleverd in 2006 en 2007 vormen een prachtige mix van vrij kaal tot volschub. De lengtegroei bij dit type is ongeëvenaard. Er zijn al verschillende exemplaren gemeld van boven de 90 cm. Een goede lengtegroei legt de basis voor een hoog gewicht op latere leeftijd. Dat maakt deze lichting tot een van de meest beloftevolle van de afgelopen decennia. Dat is opmerkelijk want in de karperwereld werd dit type op voorhand zo’n beetje de risee onder de kweekproducten. Het gemiddelde uitzetgewicht lag in november 2006 met 850 gram flink onder de maat. Leverancier Viskweekcentrum Valkenswaard raakte heel wat klanten kwijt door dit, wat werd genoemd, ‘snoekenvoer’. Er zijn echter veel meer factoren die bepalend zijn voor een goede overleving. Het project van de zuidelijke randmeren komt in ieder geval goed weg met eind 2015 een score van ruim 17% één of meer keer teruggemelde exemplaren van de 300 uitgezette vissen. Van de vijf uitzetlichtingen van de zuidelijke randmeren komt deze lichting zelfs op een goede tweede plek. Een extra aanwijzing dat deze uitzetlichting weinig uitval heeft gekend is dat er langer dan vijf jaar na uitzetting nog regelmatig niet eerder gemelde exemplaren boven water komen zoals ook het geval met de Mistspiegel.
En dan nog die chocoladekleur. De genetische component zit ongetwijfeld bij de Valkenswaardouder, maar het is het steeds helderder wordende water van de randmeren die dit schilderij afmaakt.
We kunnen deze spiegel van de maand met goed nieuws afsluiten. Het project heeft van federatie Midwestnederland ( visrechthebbende) en Rijkwaterstaat toestemming gekregen om de komende periode 250 stuks karper per jaar uit te zetten. Dat gaat een mengeling worden van fraai beschubde en goed te monitoren spiegels en een dosis edelschubkarpers.
En dan is het woord weer aan de karpervisser die op dat enorme water met puur doorzettingsvermogen z’n weg weet te vinden naar het avontuur, naar ‘de vangst eromheen’ zoals Bart dat zei.
Joris Weitjens