Augustus 2016 – De Primeurspiegel
December 2015, aan de oevers van het Kanaal Bossuit-Kortrijk worden 82 spiegeltjes netjes en in alle voorzichtigheid aan beiden zijden gefotografeerd en daarna één voor één aan het koude kanaalwater toevertrouwd. Een nieuw spiegelkarperproject in de startblokken!
De visjes worden aangeleverd door Bynens uit Zonhoven, de precieze herkomst is onduidelijk. De beschubbing? Daar zit het wel snor, van zwakbeschubd tot een enkele bijna volschub, voor elk wat wils en al helemaal voor de matcher van dienst. Het kleinste spiegeltje weegt een (te?) kleine 600gram en de grootste spiegel een (te?) zware 4kg. Bij de kleinere visjes tot pakweg 1000gr hebben de meeste vrijwilligers wel bedenkingen: ‘Geraken zij hun eerste winter op het kanaal wel door, kunnen ze de aalscholvers wel ontlopen’. Terechte vragen die ook ik mij stelde. De visjes in de hogere gewichtsklasse kunnen die dag op meer bijval rekenen. Terecht of onterecht? Er is een regionaal gezegde dat luidt ‘met tijd en boterham’, wat zoveel wil zeggen als ‘de toekomst zal dit uitwijzen’.
Gedurende de eerste helft van 2016 blijft elke terugmelding uit. Het duurt tot augustus vooraleer de eerste projectspiegel zich meldt. Bovendien heb ik het geluk deze overigens prachtig beschubde spiegel voor mijn pa te mogen netten op een ander sluisstuk dan waar de uitzetting plaatsvond. Een weelderig beschubd exemplaar op een zware 5.5kg, niet wat je direct zou verwachten van een gemiddelde projectspiegel uit december 2015. Na het terugzetten van de spiegel was mijn nieuwsgierigheid gewekt. Op het geheugenkaartje van mijn fototoestel stonden nog keurig alle uitzetfoto’s van afgelopen winter. Het matchen kon meteen beginnen! En ja hoor, inderdaad geen gemiddelde projectspiegel uit die lichting maar wel spiegel 077, toen bij uitzetting met vier kilogram al het zwaarste ‘jonkie’ van de lichting.
Met deze primeur voor het kanaalproject zijn we beiden dik tevreden. Eénmaal thuisgekomen probeer je bepaalde verbanden te zoeken. Is het puur toevallig dat uitgerekend net de grootste spiegel van de lichting als eerste in de fout gaat? Of is er meer aan de hand? Hoeveel vissen gingen reeds door de sluizen? Voor echte antwoorden op deze vragen is het misschien nog te vroeg.
Gelukkig vonden sedert de allereerste match reeds verschillende andere terugmeldingen hun weg naar mijn mailbox. Deze spiegelkarpers zaten allen qua uitzetgewicht tussen de 1.4kg en 2.2kg en kweekten in die 8 maanden kanaalleven reeds allen anderhalve kilogram meer tussen de ribben. Het gemiddeld stukgewicht van de uitzetting was 1.7kg, het ideale uitzetgewicht volgens onze BVK.
Het wordt waarschijnlijk nog een tijdje afwachten of de kleintjes uit de lichting (-1kg) hun eerste winter hebben doorgekomen. Met tijd en in hun geval graag met veel boterhammen…
Maiko Busschaert
Elk geval staat op zichzelf toch is het aan de BVK om patronen te ontdekken in de SKP-gegevens. Het voorbeeld van Maiko past heel goed in het verhaal over de ideale uitzetkarper dat Filip en ik voor Dé Karperwereld hebben geschreven. Daarin plaatsten wij enkele figuren waar we de nodige vragen over kregen. Goede gelegenheid om die figuren uit te leggen.
Terugmeldpatroon unieke vangsten – uitzet 100 stuks k2/k3 1300 gr
Terugmeldpatroon unieke vangsten – uitzet 100 stuks k3 à 2000 gr
Terugmeldpatroon unieke vangsten – uitzet 100 stuks k5 4500 gr.
Primaire bedoeling van de figuren is om inzichtelijk te maken wat het doorsnee verloop is van terugmeldingen in de tijd. Dat verloop in terugmeldingen varieert sterk met de grootte/leeftijd van de uitgezette karper. Over tien jaar meten scoren K3-vissen met 52% het hoogst en de grotere projectspiegels het laagst met 38% van 1 of meer keer teruggemelde karpers.
Wat meteen opvalt is dat hoe groter de uitgezette karpers hoe hoger de piek in het eerste jaar na uitzetting. Dat kan, zelfs in open water, oplopen tot meer dan 30%. Dat heeft alles te maken met vangbaarheid. Zo’n grotere uitzetkarper stort zich zonder beperking op alles wat-ie aan voedsel tegenkomt, dus ook boilies. Dat is veel minder het geval bij kleinere karpers. Die worden in het eerste jaar hoofdzakelijk gemeld door wedstrijdvissers (of projectspiegeljagers… Zie verderop.) De Primeurspiegel beantwoordt dus perfect aan het beeld door als eerste van de lichting op de karpermat te komen.
Voor ons interessanter is wat deze figuren zeggen over de overleving van uitgezette karpers. Je mag een hoog terugmeldpercentage zien als teken dat het goed zit met de overleving. Over tien jaar gemeten zijn de verschillen in terugmeldpercentages tussen de gewichtsklassen weliswaar niet bijzonder groot, maar er zit een ‘verneukeratieve’ factor in die we graag uitlichten.
De instant vangbaarheid van grotere uitzetspiegels jaagt het terugmeldpercentage direct flink de lucht in. Maar is die koppeling wel terecht? Als het goed is gaan karpers wel een jaar of 20 jaar mee en dan ligt het meetpunt een jaar na uitzetting wel wat vroeg om te gebruiken als indicator voor overleving.
Hamvraag is hoe het de karpers vergaat die in het eerste jaar zijn gemeld? Leven die allemaal lang en gelukkig? Voor ons is het eenvoudig om de SKP-data er op na te slaan. Dan blijkt dat een behoorlijk percentage van de in het eerste jaar na uitzetting gevangen, ongeacht de grootte van de uitzetspiegel, niet meer in de vangstmeldingen terugkeren. Er is zelfs een Amsterdamse lichting (Westlandgrachters) waarbij in het eerste jaar niet minder dan 39 vissen (door ons met pennetje en 1 korrel maïs) werden teruggevangen. Goed voor het terugmeldcijfer , maar van die 39 hebben we er in de 15 daaropvolgende jaren nog maar 6 teruggezien! Dat is een veeg teken als je het over overleving hebt.
Wil je dus je terugvangstpercentage koppelen aan overleving dan is het verstandig om vooral de terugmeldingen vanaf ongeveer 1 tot 2 jaar na uitzetting in ogenschouw te nemen.
Elk geval staat op zichzelf maar met extra nieuwsgierigheid volgen we vanaf nu de meldgeschiedenis van De Primeurspiegel . Een survivor of een schrokop met de dood op de hielen?
Joris Weitjens