Juli 2015 – Pièce unique

In deze editie nemen we jullie mee naar een Vlaamse rivier. Niet zomaar een riviertje, neen, een stroom die vroeger te boek stond als ‘de gouden rivier’. Je raadt het al; we hebben het over de Leie. De naam ‘gouden rivier’ heeft de Leie trouwens te danken aan de bloeiende vlasindustrie aan de boorden van de Leie. Het rivierwater bleek toendertijd ideaal om het vlas te roten. Het water was er arm aan kalk en ijzer, waardoor het vlas een mooie glans kreeg. Halfweg de vorige eeuw werd dat roten trouwens verboden, omwille van te milieubelastend voor de rivier.

Een winterse ochtend aan de Leie...

Ruim zeven jaar terug verzette Jeroen Verschaeve hemel en aarde om een spiegelkarperproject goedgekeurd te krijgen op de Leie. De waterkwaliteit was immers herstellende, en het karperbestand aan de lage en eenzijdige kant. In het geval van deze rivier ging het vooral om jonge natuurlijke aanwas in de vorm van verwilderde schubkarpers van 1 à 4 kg. Niet de meest tot de verbeelding sprekende sportvissen. Sterk, dat wel!

Pas in 2010 kreeg Jeroen groen licht, en kon er in 2011 een eerste keer worden uitgezet. In 2012 en 2013 volgden nog twee uitzettingen.

Met een stroomgebied van pakweg 100km op Belgische bodem is de Leie best wel een flinke slok water. In de buurt van Armentières komt de Leie België binnengestroomd, en mondt ten slotte uit in de Schelde, te Gent. Dit betekent meteen dat de Leie door twee provincies stroomt. West- en Oost-Vlaanderen. In deze spiegel van de maand focussen we ons op het Oost-Vlaams grondgebied.

Tijd voor karper nu.

Voor Danny Busschaert is de Leie zowat zijn thuishaven. Samen met z’n zoon Maiko (tevens BVK-bestuurslid) kan hij er naar hartenlust experimenteren. Het hele traject van de Leie kan op de aandacht rekenen van vader en zoon. Beiden zijn uiteraard terugmelders van het eerste uur, en bijgevolg ook dé hofleveranciers van gevangen projectspiegels.

In juli was het opnieuw raak voor Danny. Een jong en fris spiegeltje van 4,3kg viel voor de charmes van ‘daddy’.

Danny heeft een zeldzame 2011-spiegel te pakken!

Dan denk je meteen; “yep, dat is er eentje van de laatste lichting uit 2013”. Niks daarvan, bleek achteraf tijdens het screenen. Zelfs niet een kweekspiegel uit 2012. Met de moed der wanhoop werden de 2011-plankfoto’s opgedist. En verdraaid, een match bij nummer 34. In november 2011 uitgezet op 1,3kg. Het gemiddelde uitzetgewicht was trouwens 1,6kg. Tussen november 2011 en zomer 2015 werden amper 5 projectspiegels uit die lichting teruggemeld. Danny had met deze spiegel wel degelijk een Pièce Unique in handen.Leie 2011: nummer 34 mag even op de 'catwalk'

Slechts een gewichtstoename van 3kg na evenveel groeiseizoenen, en dit uit een lichting met een laag terugmeldpercentage. Dit zette ons aan het denken…

 

Even wat dingen op een rijtje.

 

Drie winters na elkaar (2011-2012-2013) werd er telkens 220kg spiegelkarper per provincie uitgezet. Het equivalent van respectievelijk 140 (2011), 108 (2012) en 136 (2013) stuks. De leverancier was telkens Corten uit Lommel.

Om maar meteen met de deur in huis te vallen; echt hard komen de terugmeldingen niet binnen. De Leie is dan ook vaak moeilijk toegankelijk (weinig aantrekkelijke oevers die het vissen echt moeilijk maken), en voor velen nog onontgonnen terrein. Toch zijn er voorzichtige conclusies te trekken. De 2013-lichting kent op vandaag een terugmeldpercentage van 15%. De 2012-visjes scoren een weinig benijdenswaardige 10%, terwijl de allereerste uitzetting (2011) het moet stellen met amper 6% (8 van de 140 spiegels).

 

Is er een verklaring voor die erg tegenvallende 6%? Of moeten we de omgekeerde weg inslaan, en ons de vraag stellen waarom die 15% uit (2013) zoveel hoger ligt? Kende 2013 misschien een opvallende winter? Een kwartiertje googelen op de site van meteo.be bracht me bij de volgende markante stelling: De betreffende winter (december 2013-februari 2014) was de tweede warmste winter sinds het begin van de waarnemingen. Terwijl een gemiddeld jaar zo’n 46 vorstdagen kent, ging in 2014 de thermometer maar op 8 dagen onder het vriespunt.

 

Nou, beste lezer, dat lijkt me duidelijke taal. Jonkies hebben baat bij een eerste zachte winter buiten.

Overtuigd intussen?

 

Mooi niet! Bovenstaande stelling is te kort door de bocht. Sterker nog, het tegendeel is eerder waar. De realiteit is dat vissen tijdens een milde winter behoorlijk actief blijven. Ze verbranden dus vetten en energie, zonder deze voldoende te kunnen aanvullen wegens gebrek aan natuurlijk voedsel. Wanneer april op zijn eind loopt, staat hun weerstandsmetertje zowat met nul gelijk. Een anders relatief onschuldige infectie kan dan zomaar de dood betekenen en voor flinke uitdunning zorgen. Joris Weitjens kon het – helaas – al vaker met eigen ogen vaststellen. Bij verwarmd water bijvoorbeeld aan rioolzuiveringen trof Joris in het verleden al verhoogde concentraties karper. Te veel karper eigenlijk op een te beperkte ruimte, en een, vooral in de wintermaanden, te beperkt aanbod voedsel. Het gevolg was dat niet lang daarvoor uitgezette spiegeltjes flink vermagerd waren en wonden vertoonden (de zogeheten uitzetschade) die amper of niet genezen bleken.

 

Moet het dan weken aan een stuk stenen uit de grond vriezen? Moeten minstens de rayonhoofden samenkomen? Moeten de kranten blokletteren IT GIET OAN om van een goeie overlevingswinter te mogen spreken? Neen, dat nu ook weer niet. Maar te zacht is ongetwijfeld stukken ‘dodelijker’ dan te hard!

 

Het blijft dus nog even ‘doorspeculeren’ over de oorzaak van die opvallende verschillen in terugmeldpercentage’s op deze rivier. Geen straf voor een BVK’er hoor…

 

“En dat tegenvallend gewicht dan”, hoor ik jullie denken. Tjah, is dat dan niet typisch voor uitzettingen? Of typisch voor gegevensverwerking tout court? Mensen die zich wel eens verdiepen in cijferverwerking kennen vast de Gauss curve. Wel, die curve is ook van toepassing op onze projectspiegels. De grote meerderheid (pak ‘m beet 80%) scoort gemiddeld, en telkens 10% scoort onder- of bovenmaats (de uitschieters, zeg maar).

Projectspiegel 34 van SKP-Leie hoort dus tot dat kleine kransje dat geplaatst kan worden in het rode gedeelte van de Gauss curve.

 

Ook de groeisnelheid van projectspiegels kent een typisch verloop

 

Filip Matthys

FacebooktwittermailFacebooktwittermail