December 2015 – Appelsientje
Een tijdje geleden hebben we afgesproken in deze rubriek ook ‘gewone’ spiegels een kans te geven. Gewoon is deze spiegel van de maand echter niet. Het is een van de mafste spiegels die ik ooit heb gezien en z’n verhaal is al net zo maf. Het valt niet mee om het bijzondere verhaal van Appelsientje in het keurslijf van deze rubriek te dringen. We geven de voorlopig laatste trotse vanger, Pim Zoeter, graag de ruimte voor zijn ontmoeting.
Na eind september 2015 voor de tweede keer te zijn verhuisd dit jaar nam de drang naar de waterkant weer toe, er moest gevist worden. Nog voor de dozen zijn uitgepakt stap ik met een zak boilies en een katapult op de fiets. Aan de grachten aan deze kant van de stad heb ik honderden uren vertoeft, zowel met als zonder hengels. Karper is misschien bij elke brug wel te vangen, toch heb ik zeker een paar duidelijke voorkeuren. De keuzes zijn dan ook snel gemaakt, een drietal bekende stekken worden van voer voorzien. Ik vis enkel ochtendsessies. Ten eerste omdat de ochtenduren bewezen aasuren zijn, ten tweede omdat het hier ’s avonds toch niet helemaal prettig (lees veilig) is in je eentje aan de waterkant. Overdag is het mij te druk met bootjes. De ochtenden dus!
Vol vertrouwen verschijn ik de bewuste zondagochtend aan de waterkant. De zondagochtenden zijn eigenlijk het lekkerst om te gaan vissen, de eerste uren van je sessie is de stad nog in een diepe slaap. Op een enkele nachtbraker die vanuit de kroeg richting huis slingert zie of hoor je niemand, enkel de meerkoeten, eenden en zwanen die hier volop aanwezig zijn. Deze ochtend is de stad bedekt onder een dikke laag mist. Als de mistflarden langzaam optrekken ontwaakt de stad, voor mij is dit genieten pur sang. Dan komt na bijna twee uur één van de hengels tot leven, na enkele minuten komt de vis vast te zitten. Wanneer ik de lijn los krijg heeft de vis de haak uitgespuugd, ik baal als een stekker. Het originele plan was om nu te verkassen naar één van de andere aangevoerde stekken, maar ik besluit daarvan af te wijken. Ik heb een onderbuikgevoel dat er nog iets gaat gebeuren. Ik voorzie de hengel van een nieuwe rig en een verse boilie en werp snel weer in onder de brug. Mijn keuze lijkt de juiste te zijn want binnen een half uur knalt de hanger van dezelfde hengel tegen de blank. Binnen een seconde heb ik de hengel in m’n handen en probeer de run te blokkeren. Dan voel ik iets wat ik niet wil voelen, de lijn zit wéér vast, maar nu onder de brug. Met het hart in mijn keel staar ik verslagen onder de brug, twee vissen verspelen op één morgen is wel heel erg zuur. Ik leg de hengel terug in de steunen, maar er gebeurt niets. Als laatste poging klauter ik met de hengel de brug op om druk te zetten vanuit een andere hoek. Opeens voel ik een tik op de top, de vis zit er nog aan! Dat had ik eigenlijk niet meer verwacht, een klein sprankje hoop gloort. Dan voel ik de lijn een beetje bewegen en langs een obstakel schuren, de stress slaat weer toe. Ik besluit de druk te verlichten en hoop dat de vis zelf loskomt. Beetje bij beetje veert de hengel rechter en draai ik centimeters nylon op de spoel. Dit herhaalt zich een kleine minuut die uren lijkt te duren, dat springt de lijn plotseling los en komt de vis boven. Mijn hart slaat over. Ik zie de rug van een oranje koi, Dé oranje koi van de Amsterdamse grachten! Enkele malen heb ik deze vis de afgelopen jaren zien zwemmen en nu hangt hij aan de andere kant van mijn lijn. Vanaf dat moment begint de dril pas echt. De koi neemt meerdere harde runs onder de brug. Steeds weet ik de vis weer terug te krijgen onder de top. Bij de laatste run heb ik het idee dat de vis zo’n beetje aan de andere kant onder de brug vandaan moet komen, maar verspelen is geen optie, mijn naam staat op deze vis. En dan eindelijk weet ik de vis het net in te loodsen. Ik sta letterlijk te trillen op m’n benen, het gevoel op dat moment is moeilijk te beschrijven. Minuten staar ik naar de vis in mijn schepnet totdat de euforie de spanning in mijn lijf verdrijft. Yes, yes, yes! Een vis die ooit al eens de cover van Dé Karperwereld sierde is voor even de mijne, een vangst om nooit meer te vergeten.
Pim Zoeter
Je kunt je haast niet voorstellen dat de vangst van zo’n vis geen bijzondere plek krijgt bij de vanger. Rolf Bouman, de naamgever van de vis en trotse poseur op de cover van De Karperwereld, zag er zelfs het ultieme, doch bedrieglijke, voorteken in dat Nederland die zomer 2012 Europees kampioen zou worden.
Zoals Pim al schrijft is Appelsientje al enkele jaren een bezienswaardigheid in de Amsterdamse grachten die heel af en toe wordt gevangen. Zelf heb ik Appelsientje één keer gezien. Dat was op een warme dag in juni 2003. De vis zwom zwanger rond op de hoofduitzetplek van het AHV-SKP. En hoewel ik toen aan de oppervlakte vissend met kattenbrokken louter voor projectspiegels ging, wilde ik voor deze gek gekleurde vis wel een uitzondering maken. Ik zag pas dat het een spiegel was toen ze in het net lag. Ik heb niet zo’n verstand van ‘koi’. Als jongens noemden wij dat goudkarpers. Ik vroeg het de kenners en die vonden dit toch echt een ‘ghost’ wat zoveel betekende als ‘een mislukte koi’. Kijk ook eens naar die gekke staart, zeiden ze. Dat haalde toch veel van m’n trots over deze vangst weg.
Het kan nòg minder heroïsch. Een paar jaar terug kwam ik Arie Oudshoorn tegen aan het IJmeer. Ik weet niet hoe we erop kwamen, maar Arie beweerde ooit rond 2000 een vreemd gekleurde spiegel met soortgelijke gescheiden staartlobben te hebben gevangen in het IJmeer. Na de recente vangst van Pim Zoeter bedacht ik om Arie Oudshoorn een paar foto’s te sturen en hem te vragen of het inderdaad om dezelfde vis ging. De bevestiging kwam snel in de vorm van twee gescande foto’s. Die waren dermate ontnuchterend dat ik direct begreep dat Arie ‘m destijds had geknepen voor het leven van die raar gekleurde vis.
Hoe deze voor dood versleten spiegel via een labyrint 20 km verderop in de grachten terecht is gekomen is een raadsel op zich. Dankzij het AHV- SKP kunnen we er toch iets over zeggen. Het is een zeldzaamheid dat in het IJmeer en randmeren uitgezette projectspiegels naar ‘binnen’ (het gaat niet zonder schutsluis of vispassage) komen. Daarentegen keren veel naar buiten gezwommen vissen wel weer terug naar de Amstelboezem. Niet onwaarschijnlijk dus dat de roots van Appelsientje wel degelijk in de grachten van Amsterdam liggen. Ineens zie ik het voor me, een tikkeltje bekakte, enigszins gezette en hoogst esthetische vijverbezitter in Amsterdam-Zuid die op een zondagochtend begin jaren negentig zegt: weg met dat lelijke beest…
Joris Weitjens