Kweekescapades van een BVK’er in Frankrijk
Inleiding
Eigenlijk zou de titel ‘opkweekescapades’ moeten luiden, want van echt kweken is (nog) geen sprake. Toen ik vijf jaar geleden mijn huis en privémeer in Frankrijk kocht was één van de eerste dingen die ik deed een aantal kleine vijvers graven. Enkele van deze vijvers wilde ik gaan gebruiken om karper in op te laten groeien, maar er waren er ook bij die specifiek bedoeld waren om de amfibieënpopulatie op mijn terrein te ondersteunen. Denk dan vooral aan relatief zeldzame soorten als boomkikkers, vuurbuikpadden en marmersalamanders. Omdat het hier bij de BVK vooral om karpers gaat zal ik hier niet verder over uitweiden, maar mij beperken tot de ervaringen met het opkweken van twee verschillende bloedlijnen van karpers. De beroemde Redmirekarpers of Leneys en de vissen die de laatste jaren behoorlijk naam in het SKPwereldje hebben gemaakt: de Villedonkarpers.
Vijveraanleg
Zoals gezegd begon ik al vrij vlot met het graven van vijvers. In Nederland had ik enkele jaren geleden specifiek voor dit doel een cursus ‘werken met de minigraafmachine’ gedaan en daarbij een soort van diploma gehaald. Het is natuurlijk veel voordeliger om een graafmachine te huren en zelf te graven in plaats van een machine plus bestuurder in te huren. Daar komt nog bij dat je zelf meestal het beste weet hoe je je vijvers precies wilt hebben.
Iedereen die een (koi)vijver heeft weet wat er allemaal bij komt kijken om het water schoon te krijgen en vooral te houden. Omdat ik geen zin had in omslachtige en energievretende filters besloot ik mijn vijvers vlak langs het meer te situeren en daarbij verschillende pvc-buizen in te graven die de vijvers verbinden met het grote meer zodat er een soort van watercirculatie zou ontstaan. Door daarbij een pomp op zonne-energie te installeren die het water uit het meer regelmatig door de vijvers pompte konden de karpers in relatief schoon water leven. In noodgevallen (bijv. bij intense hitte) hield ik krachtiger pompen achter de hand die grotere hoeveelheden water door konden pompen. De drie vijvers hadden een oppervlakte van c.a. 30 tot 40 m² en waren ongeveer tot anderhalve meter diep. Over de vijvers werden netten gespannen om reigervraat tegen te gaan. Waar ik niet op had gerekend waren de enorme aantallen kikkers en daarmee ook de regelmatige bezoekjes van grote en kleine ringslangen in de vijvers die het niet alleen op die kikkers hadden voorzien, maar ook op de piepkleine Redmirekarpertjes. Daarover later meer.
Voor een eenvoudige manier van waterverversing groef ik enkele vijvers vlak naast het meer |
De vissen
Een van de karperstammen die hier op het grote meer en in een van de vijvers rondzwemt is de bekende Villedon variant. De vissen zijn vernoemd naar het domein Moulin de Villedon bij het plaatsje Asnière sur Blourde in Frankrijk. Het 30 hectares grote meer met Nederlandse eigenaar is van oorsprong een viskwekerij die jarenlang een eigen karperstam kweekte. Tegenwoordig wordt het commercieel uitgebaat als betaalwater, maar de nakomelingen van de oorspronkelijke kweekvissen zwemmen er nog altijd. Daarbij moet wel gezegd worden dat die oorspronkelijke bloedlijn de laatste jaren hier en daar vermengd is met andere bloedlijnen. Toen ik mij eind 2016 definitief in Frankrijk vestigde, toevallig op zo’n 20 minuten rijden van het meer van Villedon, besloot ik een praatje te gaan maken met de Nederlandse eigenaar. Na samen een kop thee te hebben gedronken nodigde hij mij uit om in januari 2017 te komen helpen met het afvissen van het meer. Het meer zou vrijwel droog worden gezet en daarbij geprobeerd worden om ongewenste vissoorten als poisson-chat(dwergmeerval) en witvis zoveel mogelijk te verwijderen. Ook zou getracht worden om karpers onder de 10 kilo er af te halen om een bestand van grote tot hele grote karpers over te houden. Ik zegde toe om te komen en ik heb enkele dagen meegeholpen met het netten, sorteren en selecteren
Grote en kleine karpers
Ik heb tijdens die dagen een indrukwekkende hoeveelheid grote karpers voorbij zien komen. Talloze vissen tussen de 15 en 30 kilogram. Meestal hele fraaie, maar soms ook wel lelijke karpers. Natuurlijk was ik geïnteresseerd om wat nakomelingen van die grote vissen op mijn eigen meer uit te zetten. In de netten die door het uiterste hoekje van het meer waar nog water stond werden getrokken zaten behalve tonnen aan grote vis ook hele kleine vingerlange karpertjes. Veel (extreem) hoog gebouwde schubkarpertjes, maar relatief ook veel spiegeltjes, wat op zich niet zo heel verrassend is omdat de overgrote meerderheid van de aanwezige populatie ouderdieren uit spiegels bestaat. Tussen de duizenden kleine visjes zaten er ook behoorlijk wat met prachtige beschubbingspatronen, denk aan strakke rijenkarpers en hele en halve volschub spiegelkarpers. Dit feit zou je wel enigszins verrassend kunnen noemen omdat vrijwel alle aanwezige ouderdieren (op enkele fraaie uitzonderingen na) uit zwakbeschubte spiegels bestaan, maar zoals al eerder bij de BVK opgemerkt, lijkt het er sterk op dat bij voortplanting in het ’wild ’ spiegels met relatief veel schubben een soort voordeel hebben op hun minder beschubte broertjes en zusjes. Voor een goed begrip: er waren in de netten ook behoorlijk wat kale spiegeltjes te vinden. De meeste met de typerende Villedon kenmerken zoals de geprononceerde knik achter de kop en een hoge bouw. Als dank voor mijn hulp bij het afvissen mocht ik van Villedon eigenaar Paul de Flines wat jonge vis uitzoeken en ik ging naar huis met o.a. zo’n 70 vingerlange visjes, voor het merendeel spiegeltjes.
Opkweken
Ik voerde deze karpertjes in eerste instantie korrelvoer voor koi en later, toen ze wat groter werden, vismeelpellets en pellets op basis van soja-eiwit. In november 2017 werd de vijver leeggepompt en kon ik zien wat er over was van de emmer kleine visjes die ik 10 maanden eerder had losgelaten.
Het ‘opkweekresultaat’ viel niet tegen. De uitval bleek minimaal. Misschien dat er maar een stuk of vijf visjes waren verdwenen. De meeste karpertjes wogen nu tussen de 500 en 800 gram. Een deel hiervan heb ik weggeven aan een Engelse vriend om uit te zetten in een nagenoeg karperloos privéwater in de Dordogne, een ander deel heb ik direct in mijn eigen meer uitgezet en de 14 mooist beschubte vissen (meest rijenkarpers of spiegels met een rijenachtige beschubbing) werden teruggeplaatst in de opkweekvijver om verder door te laten groeien en om er wie weet in de toekomst zelf mee te gaan kweken. Ondertussen zijn we aan het eind van de zomer van 2018 aanbeland en vang ik af en toe wat van de kleine Villedonners terug op het meer. De groeisnelheden zijn soms verbluffend, want er zitten exemplaren bij die nu al meer dan drie kilogram wegen. Een veelbelovende start. Hopelijk kan ik in de nabije toekomst nog eens verslag doen van de verdere groeiresultaten van deze visjes en die gaan vergelijken met de andere karperstammen in mijn water.
De laatste stand van zaken
Ondertussen zitten we in december 2018 en heb ik vorige week de vijver met Villedonners weer eens leeggepompt. In deze vijver zaten behalve de speciaal geselecteerde Villedon rijenkarpers ook een 60 tal rechtstreekse afstammelingen van de beroemde Redmire of Leney bloedlijn. Deze visjes waren erg klein toen ze hier in april 2018 arriveerden. Denk aan een lengte van twee vingerkootjes. Eerlijk gezegd was ik niet erg optimistisch over de opkweek van deze karpertjes die al een flinke groeiachterstand in de matige Engelse zomer hadden opgelopen. Ook de andere leden van het BVK team zagen er weinig brood in toen ik ze de foto’s van deze lilliputters door mailde. De Villedonners waren ondertussen weer flink doorgegroeid. Weliswaar iets minder groot dan hun leeftijdsgenoten op het grote meer, maar toch van een heel bevredigend formaat voor zo’n kleine vijver.
Van de 60 Redmirevisjes waren er heel wat gesneuveld. Zoals eerder vermeld zag ik regelmatig ringslangen in het water en ook waren er wat kleine zonnebaarsjes en gewone baarsjes binnengedrongen die blijkbaar flink hadden huisgehouden. Uiteindelijk wist ik precies 20 Redmirekarpertjes te netten. Ze waren een heel stuk gegroeid in de negen maanden dat ze in de vijver rondzwommen. Opvallend was de overleving van de schubkarpervariant. Er zaten er maar vijf bij de oorspronkelijke groep en nu kon ik constateren dat daar nog vier van over waren. Ze waren daarbij ook nog eens het grootst qua formaat. Van de overige visjes, voor het merendeel strakke rijenkarpertjes, vertoonden sommigen de typische vin-deformaties die een beetje horen bij dit oude ras. Ook zaten er nog twee fraaie volschubspiegels tussen.
Redmirekarpertjes in drie varianten |
Kruising Leney/Villedon?
Al met al een wankele basis voor verdere doorkweek met deze Redmire-Leney karpertjes, maar het is natuurlijk ook mogelijk om de Redmirevissen in de toekomst misschien te gaan kruisen met de Villedon variant. We hebben bij de kruising Villedon x Valkenswaard immers gezien wat een geweldige vissen dit heeft opgeleverd. De Redmire of Leneykarpertjes zwemmen voorlopig met zijn allen in hun eigen – door mij nieuw gegraven – vijver, dus zonder andere karperrassen. Deze vijver ligt vlak bij huis zodat ik goed een oogje in het zeil kan houden. Ook over het wel en wee van deze qua karperhistorie erg interessante beestjes zal ik in de toekomst verder verslag proberen te doen. Tot zover mijn relaas over de opgroeiperikelen van deze twee min of meer beroemde karpertypes.
Vriendelijke groet van uw Frankrijkcorrespondent,
Robert Paul