Draagkracht
Met draagkracht wordt bedoeld hoeveel vis, in ons geval vooral karper, in een water mag/kan zwemmen zonder dat dat vervelende of schadelijke neveneffecten heeft. Een effect van te veel vis ten opzichte van de draagkracht is dat karpers onvoldoende conditie hebben en slecht groeien. Een ander effect kan zijn dat bodemwoelende en wroetende vissen als brasem en karper plantengroei onder water onmogelijk maken. In sommige landen is het zelfs gangbaar om karpers in te zetten als groenbeheerder.
In geheel natuurlijke omstandigheden zal de biomassa aan vis de draagkracht niet (snel) overschrijden. Dat betekent dat in natuurlijke omstandigheden op kale zandgrond, die niet veel visvoedsel produceert, de visbezetting veel lager is dan op vruchtbare klei. Uitgedrukt in kilo per ha kunnen wateren met een zandbodem circa 100 kilo per ha aan vis hebben, terwijl dat bij kleibodem op kan lopen tot 800 kilo per ha. Dat wil niet zeggen dat hogere bezettingen niet voorkomen. Karpervijvers/putten zijn daar een voorbeeld van. Daar overschrijdt door uitzettingen de karperbezetting vaak zo fors de draagkracht (tot wel 1500 kilo per ha) dat er problemen ontstaan:
- conditie van vissen loopt terug,
- de karper groeit bijna niet
- substantiële en zelfs massale sterfte komen regelmatig voor
Opvallend genoeg komt een forse overschrijding van de draagkracht van het water ook voor in ondiepe wateren/polders waar niet wordt uitgezet maar karpers succesvol paaien. Kenmerkend voor die watersystemen is dat het nagenoeg ontbreekt aan jonge snoek en ook de brasemstand opvallend laag is. Karper is daar de dominante soort. Zelfs in natuurgebieden komen dergelijke door karper overheerste bestanden voor: denk aan de Oostvaardersplassen. Bekend is ook recreatiegebied Spaarnwoude. Op beide wateren zijn gigantische (winter)sterftes geweest maar de aanwas van jonge karper is daar zo groot dat het karakter van het water en daarmee de rol van de karper niet zal veranderen zonder drastische (inrichtings)maatregelen.
De draagkracht van een water is uitgangspunt voor verantwoord karperbeheer. Het betekent dat de BVK bij uitzettingen van karper een veilige marge wil inbouwen. De aanwezigheid en rol van karper zal immers binnen perken moeten blijven. Niet alleen omdat daarmee een goede groei en conditie van de aanwezige karpers gegarandeerd kan worden, maar zeker ook omdat wij achter het streven naar verbetering van waterkwaliteit en daarmee van een grotere biodiversiteit staan. Waar de dominante aanwezigheid van karper die verbeteringen overduidelijk in de weg staat is de BVK er niet om die karperbestanden te beschermen. We denken in dat geval graag mee over maatregelen voor een bescheidener rol van karper.
Het bepalen van de omvang van het karperbestand is niet zo gemakkelijk. Karpers laten zich niet makkelijk met netten bemonsteren. Bij proefvisserijen is daardoor het aandeel van karper in de vangsten bijna altijd lager dan in werkelijkheid het geval is. De BVK wil graag meehelpen aan het verfijnen van een methode om karpers te tellen. Dat kan bijvoorbeeld door de SKP-uitzet en overlevingsgegevens te koppelen aan de vangst van niet uitgezette (originele) schubkarpers. Hoewel het een benadering blijft denken wij daar verder mee te komen dan met de gangbare methode.
In de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) staan afspraken van de verschillende landen over hoe de grote waterlichamen van Europa er over een aantal jaren uit moeten zien. Juist in dergelijke grote watersystemen in Nederland en België zijn sinds 1998 Spiegelkarperprojecten gestart om op verantwoorde wijze de spiegelkarper een plek (terug) te geven. Ook voor deze grote watersystemen stellen waterbeheerders (waterschappen, provincies) grenzen aan de aanwezigheid van karper. Op dit moment wordt nog nagedacht en onderhandeld over hoe hoog die bezetting mag zijn zonder dat gestelde doelen in gevaar komen.
Er passen een aantal nuanceringen bij het meten van effect van karper in kilo per ha als het om grote open wateren gaat. Het is nagenoeg nooit zo dat karpers zich netjes verdelen over het water. Dat zet het denken in kilo per ha zoals water- en visstandbeheerders wel in een ander licht. Als het halve bestand van een watersysteem van 1000 ha water zich in een zone van 2 ha ophoudt en in die zone ligt een veld voor het eerst opkomende kranswieren dan is de invloed van karper wellicht heel wat substantiëler dan je puur op grond van de rekensom in kilo per ha zou denken. Waar ook geen rekening mee wordt gehouden in het uitdrukken in kilo karper per ha is het feit dat het aantal karperbekken meer zegt dan hoeveel kilo er aan die karperbek vastzit. Met andere woorden: een karpertje van 60 cm bij 4 kilo woelt en wroet niet veel minder dan een karper van 80 cm die 15 kilo weegt.
De door instanties genoemde maximum bezettingsgraad varieert van 5 tot 100 kilo per ha. Vanuit ons streven en visie hebben wij geen moeite met een maximum van 50 kilo karper per ha voor grote open watersystemen. Op dit moment onderzoekt SVN bij welke dichtheid van karper (onder)waterplanten het moeilijk krijgen. Voor de zeer grote open watersystemen (Friese boezem, Neder-Rijn Lek, IJssel, Benedenrivieren) leveren die normen geen probleem op en zullen verantwoorde karperprojecten geen enkel sta in de weg vormen voor de in kader van KRW aangekondigde maatregelen. Voor grote afgesloten plassen (tussen de 50 ha en 200 ha) echter die onder de KRW kan een norm van maximaal 50 kilo per ha wringen met SKP-en en uitzetplannen. Het is vooral daarom van belang dat de veiligheidsmarge geen natte vingerwerk is, maar dat met hulp van data van hengelvangstregistratie en dat van SKP-en een genuanceerd beeld ontstaat van het effect van karper(uitzettingen). De BVK wil daarbij graag van dienst zijn.
Relevante vragen met betrekking tot draagkracht
- Welke maatregelen bevorderen de draagkracht van het water?
- Hoe meet je de kilo per ha aan karper zonder peperdure bemonsteringen?
- Zijn er alternatieve methoden om het effect van karper op z’n milieu te meten?
Bronnen en relevante artikelen
- Indeling visgemeenschappen – OVB
- Kruidontwikkeling – Frank Vercruysse