Wijtze Tjoelker – (In)zicht op de toekomst
Laat ik voor dit opiniestuk beginnen met het complimenteren van het BVK-bestuur voor het vele werk dat zij jaarlijks verzetten om de doelstellingen van de vereniging te behalen. Als ik kijk waar we stonden toen de BVK werd opgericht door een klein clubje enthousiastelingen en waar we nu anno 2022 staan, dan mag je met recht zeggen, en dat doe ik voorzichtig ook met enige trots richting het bestuur, goed gedaan! Hoe je het wendt of keert, een vereniging is erg afhankelijk van haar (actieve) leden.
Toch nu de link maken met de titel “(In)zicht op de toekomst”. Ik denk dat we mogen stellen dat de herintroductie van spiegelkarpers in 1998 formeel is gestart en dan met name in de regio Amsterdam. Een aantal regio’s en hengelsportverenigingen volgde daarna. In die jaren is een berg werk verzet om structurele en gedoseerde spiegelkarperuitzettingen te kunnen doen en toestemming te krijgen van de verschillende waterbeheerders. Argumenten als “…spiegelkarpers zijn zeldzaam en dreigen uit te sterven…”, “…het spiegelkarperbestand is vanwege ouderdom gedecimeerd…” et cetera werden veelvuldig gepredikt om (ecologische) tegenwerpingen te slechten. En omdat verschillende initiatiefnemers van elkaar leerden, werd meer en meer toestemming verkregen om spiegelkarpers te mogen uitzetten.
Rond 2012 werd door Sportvisserij Nederland met hulp van verzamelde SKP-data het fundament gelegd om een rekentool (Rekenhulp Karperuitzet) te ontwikkelen om op basis van een bepaalde situatie te berekenen hoeveel kilogram karper op een water uitgezet kan worden afhankelijk van een aantal parameters. Die Richtlijn voor Karperuitzet is opgenomen in het Convenant met de Unie van Waterschappen en Sportvisserij Nederland. Hoewel een prachtige tool, ben ik van mening dat de onderbouwing niet geweldig is. Je hebt namelijk te maken met aannames als vertrekpunt en die stroken niet altijd met de werkelijkheid. Vaak wordt uitgegaan van een situatie waarin helemaal geen karper voorkomt, omdat er bij de verplichte visserijkundige onderzoeken voor de KRW (Kader Richtlijn Water) geen of heel weinig karper wordt aangetroffen. Maar wij weten dat karper zich lastig laat vangen met het gebruikte vistuig (zegen en stortkuil).
Hoewel we graag alles ten voordele van onszelf willen beargumenteren, moet je altijd wel bewust zijn van je doelstellingen en het nut en de noodzaak daarvan. Per slot van rekening kan het succes je op termijn zelfs gaan tegenwerken. En dat laatste zie ik zo langzamerhand ontstaan.
Pas op de plaats
Tijdens de algemene ledenvergadering van de BVK van begin 2019, heb ik de discussie aangezwengeld of we in Nederland niet te ver doorslaan met onze karperuitzettingen. Het lijkt soms wel of we nu een bijna blanco mandaat krijgen om binnen de gestelde kaders ongelimiteerd karper uit te zetten op zowel open als afgesloten wateren. Blijkbaar leeft het idee dat als je op elk water flink wat karpers uitzet, binnen de eerstvolgende 10 tot 15 jaren de 50- en 60-ponders ons om de oren vliegen, zeker nu blijkt dat ook op open water sinds 2000 geïntroduceerde bloedlijnen wel degelijk karpers van boven de 25 kg opleveren. Men vergeet maar al te vaak dat er eerst aan een legio van voorwaarden moet worden voldaan om dat gewicht überhaupt bij een heel klein percentage te kunnen bereiken. En zelfs als dat het geval is, is het maar de vraag of die snelgroeiende karpers door vetzucht niet al snel het loodje leggen.
We zijn met de verschillende SKP’s gestart met als uitgangspunt: de herintroductie van de spiegelkarper. Daar was ook wel reden toe. De (verwilderde) schubkarpers domineerden onze openwatersystemen en een vangst van een spiegelkarper was een zeldzaamheid. Na veel lobbywerk kregen SKP’s groen licht van de waterbeheerders en anno 2022 zien we dat die SKP-uitzettingen in open water erg succesvol zijn geweest. Toch zie ik meer en meer dat het succes een keerzijde krijgt. Uitgezette spiegelkarpers krijgen op diverse wateren, ook op openwatersystemen, de overhand. Althans in de vangsten is dat het geval. Zo ontstaat gemakkelijk het beeld dat de schubkarperstand achteruitgaat en de roep om naast spiegelkarpers ook (edel)schubkarpers uit te gaan zetten klinkt steeds luider. De vraag die rijst is of daadwerkelijk de schubkarperstand achteruitgaat. Ik ben daar niet zo zeker van.
Verhouding schub-spiegel
Ten eerste worden alle openwatersystemen van oudsher bevolkt door een (verwilderde) populatie schubkarpers. Deze vissen zijn in deze systemen geboren en hebben vele gevaren getrotseerd. Naast een aangeboren mate van schuwheid, hebben ze geleerd om te overleven. Het zoeken van natuurlijk voedsel is ingesleten en ze zijn in de regel niet geconfronteerd met door karpervissers gedekte tafels. De in gevangenschap gekweekte spiegelkarpers zijn ‘beschermd’ opgegroeid en dagelijks bijgevoerd. Dat betekent per definitie dat deze spiegels de eerste jaren na uitzetting op onze wateren de voerplekken domineren waardoor het beeld ontstaat dat de schubkarperstand achteruitgaat. Elk jaar mag ik tijdens het paaispel concluderen dat de verhouding schub/spiegel op de Friese boezem wel redelijk in balans is.
Over balans gesproken, wat is dan het gewenste balans schub/spiegel? Anders gezegd: wat zou de ‘natuurlijke’ balans moeten zijn in openwatersystemen? In de Visie karperbeheer op VBC-wateren (Commissie belangenbehartiging KSN 2003) wordt als einddoel van de SKP-uitzettingen gesteld dat van de 3 karpers er 2 schubkarpers moeten zijn en 1 een spiegelkarper. Dat ‘natuurlijke’ is ook een rekbaar begrip. Veel wordt gebaseerd op de wensen die er onder de karpervissers leven. Vanuit het ‘natuurlijke’ zou je juist veel meer naar een verhouding kunnen gaan van 3 staat tot 1. Van de 4 karpers zijn er 3 schubkarpers.
Nu zullen een aantal lezers hun vingers opsteken en refereren aan de karpergenetica (zie boek: Met het oog op de Karper-1994, “De aard van het beestje”, van Marco Kraal). In het zeer duidelijk beschreven hoofdstuk leert Marco ons dat de genen van de schubkarper dominant zijn ten opzichte van de spiegelkarper. En als je dat over een paar generaties doorrekent zal het percentage spiegelkarpers steeds kleiner worden. Dat zou betekenen dat, zelfs wanneer door de spiegelkarperuitzettingen bijvoorbeeld de verhouding 1 op 2 wordt bereikt, dit na heel wat jaren weer teniet wordt gedaan door onvermijdelijke natuurlijke sterfte en dominante overerving van het schubkarper-schubbenpatroon. De voorlopige conclusie zou dan ook kunnen zijn dat we consequent spiegelkarpers moeten blijven uitzetten om die in stand te houden. In de praktijk zien we na 25 jaar uitzetten van spiegelkarpers ook verbazend weinig wilde, in de natuur geboren, spiegelkarpers. Zie voor meer informatie over karpergenetica ook ons eigen artikel over dit onderwerp.
Doorslaan?
Na deze kleine zijsprong wil ik even terug naar waar ik naartoe wil. Door de roep dat naast spiegelkarpers ook schubkarpers moeten worden uitgezet omdat we meer spiegels ‘vangen’ dan (grote) schubkarpers, worden nu door veel SKP’s de uitzetplannen of de uitzetstrategie aangepast. Joris heeft in één van zijn pennenvruchten al vaker geopperd om een deel van de uit te zetten spiegels te vervangen door schubkarpers. Dat is natuurlijk een optie, maar dan stappen we wel af van onze SKP-grondbeginselen van de herintroductie van de spiegelkarper op openwatersystemen, nog los van het langlopende onderzoek om inzicht te krijgen in de potentie van de verschillende karperrassen/bloedlijnen en nog veel belangrijker, de karpermigratie. Dan transformeer je die grondbeginselen van een SKP naar alleen het uitzetten van karpers. Dat kan een keuze zijn waar op zich niks mis mee is. Ik vraag me dan wel af in hoeverre de waterbeheerders hier in mee gaan.
Ander punt wat ik me afvraag, is of we niet doorslaan in het maar blijven uitzetten van karpers in het algemeen. Ondanks alle uitkomsten van de rekenmodellen en gewenste aantal kilo’s karper per hectare, zijn we al een langere tijd (on)gelimiteerd karpers aan het uitzetten. Ik mag dan hier in sommige ogen ongenuanceerd deze stelling poneren, maar als ik spiegel (wat toepasselijk) aan SKP Friese Boezem (omvang 14.000 hectare), dan zijn we gestart in 2005 en met een kleine hapering (2012 en 2020) kunnen we tot en met 2026 jaarlijks een flink aantal spiegelkarpers blijven uitzetten. Volgens het rekenmodel mogen we gaan tot 5 kilogram karper per hectare. Daarin is ook natuurlijke sterfte meegenomen. Als ik dan kijk naar de hoeveelheid spiegelkarpers die we nu tot en met 2022 hebben uitgezet en nog uit gaan zetten, schat ik in dat we ruim 1,5 karper per hectare gaan bereiken. Let wel, het betreft een globale berekening op basis van de door ons uitgezette karpers. Zou je daarbij ook het natuurlijk bestand meetellen, dan kun je zomaar op een meervoudig aantal komen. Dat betekent dat in de biomassa opbouw van het watersysteem de karper een dominantere positie krijgt. En dat kan weer van invloed zijn op de waterkwaliteit (KRW-maatstaven). Nadelig effect kan zijn dat we de aandacht op ons gaan vestigen van de ecologen van de waterbeheerders.
Antwoord op water- en natuurbeheerders
Ik heb tot 2021 alweer flink wat jaartjes namens Sportvisserij Fryslân in de Visstandbeheercommissie Friese Boezem gezeten waarin ook de Provincie, Waterschap, Beroepsvisserij en Natuurbeheerorganisaties participeren. Voor elk nieuw jaar stellen wij een Visplan op waarin we alle activiteiten in en rond de Friese Boezem vastleggen. En onvermijdelijk ook de karperuitzettingen. Zoals te verwachten valt, moet ik de wensen van de Friese karpervissers in de VBC vertegenwoordigen. Dat klinkt simpel maar ondanks alle landelijke richtlijnen en rekenmodellen, mag ik elke keer weer uitleggen waar we in de opbouw staan, waarom we X-aantal spiegelkarpers willen uitzetten en vooral waar. Waren eerst de ecologen van het Waterschap de kritische partij, de laatste jaren waren het met name de Natuurbeheerorganisaties die me handenvol werk bezorgden. De Natura2000 gebieden worden door hen stringent beheerd en hun beeld over onze vriend karper is nou niet bepaald positief. De bekende discussies over ‘exoot’, ‘bodemwoelers’, ‘plantjesverwoesters’ en ‘amfibieëneters’ mag ik elke keer weer voeren. Maar het accent wordt nu zo langzamerhand ook gelegd op het aantal uit te zetten karpers. En aangezien het ook tot steeds meer waterbeheerders doordringt dat die uitzetkarpers van 2 kg binnen de kortste keren verveelvoudigen in gewicht kom je natuurlijk vanzelf in een discussie terecht over het aantal kg’s per hectare. Uitgaande van de verwachte uitval van de uitgezette karpers (globaal circa 7% per jaar) hebben ze nog gelijk ook als ze stellen dat het aantal kilogrammen karper per hectare op den duur vele malen hoger is dan waarvan uit werd gegaan.
Beraden
We prediken binnen de BVK verantwoord beheer van karperbestanden. Ik wil met voorgaande bereiken dat we enerzijds goed gaan nadenken over waar we nu mee bezig zijn, wat we feitelijk willen bereiken en ons anderzijds af te vragen of we wel de goede dingen doen? Zoals eerder aangehaald, vrees ik dat we doorschieten in het automatisch maar blijven karper uitzetten. We weten van de kleinere watersystemen dat veel karper uitzetten niet zelden tot remmende groei en veel meer uitval leidt, op open watersystemen loop je die kans veel minder maar ook daar zie je dat er vaak minder ruimte voor karper is dan je zou denken, zich uitend in matige groei!
Je kunt je hoofd in het zand steken en wachten totdat de waterbeheerders hard op de rem gaan trappen, want hoe je het wendt of keert, dat gaat zeker een keer gebeuren en gebeurt in sommige delen van Nederland al. Daarom is het zo belangrijk om wateren te monitoren met SKP-monitoring en (uitzet)plannen aan de hand van die resultaten bij te stellen. Heroverweeg om de spiegelkarpers te vervangen door schubkarpers en als je het doet, laat ze meedraaien in de monitoring. Dankzij de Matching Community worden we steeds beter in het matchen van edelschubkarpers.
Zet een periode (één of meer jaren) geen karpers uit of een flink verminderd aantal (onderhoudsuitzettingen) en neem de tijd om de bereikte effecten te bekijken. Uiteindelijk laat je aan de waterbeheerders zien dat je goed aan de wind zeilt en op de rem durft te trappen. Dat biedt op termijn goede kansen dat je de goede relatie in stand houdt met deze organisaties en daarmee de gunfactor naar elkaar toe kunt blijven benutten.
Ik hoop met voorgaande dat iedere karpercommissie nog eens goed gaat kijken waar ze staat en dat er aansluitend een goede inhoudelijke discussie ontstaat die recht doet aan verantwoord karperbeheer.
Wijtze Tjoelker