Januari 2018 – De IJbeer

Iedereen kent wel het (binnen) IJ achter het Centraal station van Amsterdam. Het staat bepaald niet bekend als een karperwater. Toch is menig karpervisser van open water, ik ben er zelf één van, gefascineerd door die drukke waterweg met z’n havens. Hoe machtig zou het niet zijn om daarvandaan een bak van een spiegel te vangen. Een IJbeer. Het zou heel raar zijn als ze er niet zouden zwemmen. Maar meer dan een enkele aanwijzing, in al die 20 jaar van uitzettingen in aangrenzende wateren, hebben we nog niet gehad.

Het IJ

 

SKP-monitoring leent zich uitstekend voor experimenten en het toetsen van hypotheses. Reden voor René en mij om met toestemming van de AHV eens iets geks te doen met een deel van de levering in november 2009. Van de 120 in open water uit te zetten, gingen 45 Duitse spiegels naar het IJ aan de kant van Amsterdam-noord. Met rondom (door karpervissers) onbevist water. Het dichtstbijzijnde punt waar wel op karper wordt gevist en gemeld bevindt zich op een kilometer of 10 zuidelijk. En als de karpervissers niet naar hen op zoek gaan, dan zouden die spelden in de hooiberg wel naar karpervissers toekomen?

Prognose

Altijd leuk om op grond van onze ervaring te voorspellen hoe het effect van een uitzetting zal zijn. Van het rendement, gedefinieerd als het aantal keer dat een uitgezette karper wordt gevangen, van de IJspiegels hoefden we op voorhand niet veel te verwachten. Maar er was genoeg reden om op meldingen te rekenen. De ervaring leert namelijk dat een deel (circa 25%) van de uitgezette vissen meteen de kuierlatten neemt. Die duiken niet zelden op 15 km of (veel) meer op in het eerste jaar na uitzetting. Dat zouden er in dit geval dus niet meer dan 12 zijn. Zelfs als daarvan de helft precies de goede kant (richting de meldplekken) op zou gaan was de kans op een onderschepping van zo’n ‘vluchter’ ook nog behoorlijk klein.

Maar ook de verspreiding van de grote groep projectspiegels verloopt (weten we door SKP-monitoring) vaak volgens een redelijk vast patroon. De grote groep beweegt zich na uitzetting redelijk traag. In een bepaalde richting In de Amstelboezem geldt dat vijf jaar na uitzetting de gemiddelde afstand van een projectspiegel tot het uitzetpunt rond de 8 km ligt. Globaal kun je de verspreiding in de Amstelboezem het best omschrijven als een uitdijende olievlek, maar wel vaak één die naar een bepaalde kant neigt. Welke kant dat is, hangt samen met de ligging van de uitzetplek. Voor de Amstelboezem is dat opvallend vaak naar richtingen tussen zuid en oost oftewel stroomopwaarts. De ligging van paaigebieden zal daarbij een rol spelen.
Uitgaande van een normale verspreiding zou de kans op een melding van een van de IJspiegels elk jaar iets groter worden. Maar zou het ook daadwerkelijk gebeuren? Helemaal gerust waren we er niet op.

Het terugmeldpercentage (teruggemelde individuen) van de andere twee boezem-uitzettingen uit 2009 zat inmiddels al op circa 30%, met een gemiddelde afstand tot het uitzetpunt van ruim 8 km. Dan mag je gerust uitgaan van een goede overleving van deze gehele lichting, dus ook van de uitzetting in het IJ. En aangezien al in juli 2016 een vis van deze lichting (uitgezet in de Amstel) was gemeld op ruim 15 kg, mochten we toch wel beginnen fantaseren (ja, dat klinkt Vlaams…) over een onvervalste IJbeer! Maar geen enkel teken van leven. We moesten ons 7 jaar lang troosten met het bekijken van de 45 ongenaakbare IJspiegels in ons archief.

IJberen in de dop   IJberen in de dop

IJberen in de dop   IJberen in de dop

En toen kwamen in 2017 kort achter elkaar twee meldingen van spiegels met op het eerste oog onbekende paspoorten. Ja hoor: leden van het ‘magische IJ-archief’!

Arjan Duijnker   Jan van Dooren

Ruim 7 jaar na uitzetting op ruim 15 km zuidoost van het uitzetpunt konden we eindelijk twee gele punaises op de kaart zetten.

Met kennis van zaken kun je terugmeldingen door de keuze van je uitzetplek aardig sturen. Wil je snel terugmeldingen scoren, zoals vooral beginnende projecten natuurlijk graag hebben, zet dan vooral uit in de buurt van actieve en meldingsbereide karpervissers. En voor nog meer instant succes zelfs in de buurt van trajecten van (vooraf geïnstrueerde) wedstrijdvissers. Ook al omdat pas uitgezette karpers makkelijk vangbaar zijn, heb je dan gegarandeerd snel een hoog terugmeldpercentage. Over de overleving op iets langere termijn zegt het eigenlijk niks, maar waarschijnlijk wel iets over de trekrichting van de grote groep. Dat moesten we in het geval van de IJ-uitzetting ook missen.

 

Is dit experiment de moeite en het geld waard? We hebben nu een terugmeldpercentage van nog geen 4%. Veel lager kennen we dat niet. Maar toch. Karpervissen is ook, of wat mij betreft juist, dromen over onmogelijke avonturen en vangsten. De titel van dit stukje is enkelvoud en slaat dus niet op de uitgewaaierde vissen met IJ-roots. De echte IJbeer moet ooit van het IJ zelf komen. René en ik zijn jong (bejaard) en dapper (of gek) genoeg om het met alle beperkte middelen van dien te blijven proberen op dat IJ. Toegegeven, met het IJ-archief uit 2009 op ons netvlies vist dat toch net iets lekkerder. En is dat niet waar het bij karperuitzettingen om gaat? Geprikkeld worden om erop uit te gaan. (Neig je eerder naar vangstgaranties en klaargestoomde vijvervissen? Klik dan op de button betaalwater en laat je meevoeren op de droom van de beheerder die zoveel mogelijk karpervissers wil strikken voor een weekboeking. Maar laat ons vooral onze lol!)

René worstelt met een IJ-brasem

We spreken hierbij graag af dat wij een melding van de eerste onvervalste IJbeer meteen met het trouwe Spiegel van de maand-publiek, komen delen.

 

Joris Weitjens

FacebooktwittermailFacebooktwittermail